Commissie Welstand (Deel 1)

Vanaf het moment dat we plannen gingen maken voor de verbouwing, kregen we van vrienden en buren de vraag of we ook met de Commissie Welstand te maken hadden. De toon van de vraag was enigszins bezorgd. Hoewel dat misschien nog te vriendelijk klinkt.

Er klonk eerder afschuw in door. “Jullie hoeven toch niet langs Welstand?”


Aangezien Rob en ik beide (erfgoed)historici zijn, hebben wij echter niets tegen een dergelijke commissie. Sterker nog: in landen waar niet getoetst wordt op uiterlijk en architecturale waarde kunnen rare dingen gebeuren. In het verleden heeft Den Bosch dat overigens zelf ook laten zien. Panden die we nu nooit meer zouden slopen, werden met het grootste gemak platgegooid.


Goed, Welstand dus. Onze architect was er ook niet zo bang voor. Een goed plan kan niet sneuvelen, zo was haar devies. En dus gingen we met veel plezier naar de eerste Welstandsvergadering. Er was een buitengewoon goed plan. Het ontwerp was behalve mooi, ook duurzaam. Ook ons eerste ontwerp was namelijk al biobased. Dat betekende wel een houten aanbouw en dus iets heel anders dan tot dusver in de wijk te zien was.

Ik denk dat de vergadering maximaal 10 minuten duurde. De commissie bekeek het ontwerp even snel en zei daarna dat dit natuurlijk absoluut niet goedgekeurd kon worden. Er werd gesproken over ‘te dominant afwijkend’.


Schokkender was de opmerking over duurzaamheid. Hoewel de commissie zag dat wij idealen hadden, werden die niet meegewogen in het advies. “Daar gaat Welstand niet over.” Dat het ontwerp er anders uit zag, vanwege die idealen, maakte niet uit. Daar werd niet op getoetst.


Ik prevelde nog iets over De Bossche School, een stijl die volop aanwezig was in onze wijk. Over ritme, evenwicht, soberheid en balans. De commissie gaf aan niet te snappen waarom ik over De Bossche School begon. De meegenomen maquette werd intussen ter zijde geschoven en ingeruild voor een grote desillusie. Het volledige ontwerp was afgekeurd.

« Terug naar blogberichten
Laden...
Terug naar boven